ABC 8. Het manicheïsme / Roland van Vliet
OverzichtEen fragment uit de inhoud:
Wat zegt Rudolf Steiner over Manu en de individualiteit van Mani? Steiners geesteswetenschappelijke onderzoeksresultaten blijken aan te sluiten bij wat uit de wetenschappelijke bronnen geconcludeerd kan worden. Rudolf Steiner zegt dat de grote Manu bepaalde delen van de bevolking voor de ondergang van Atlantis van hieruit naar de Gobi-woestijn zou hebben geleid. Volgens Steiner was Manu de leraar der leraren, de leraar van de Rishi's, een goddelijk wezen in een menselijke verschijningsvorm. Manu droeg de taken, die door geestelijke wezens werden verricht, over aan de mensen zelf. In zijn voordrachten over de Tempellegende zegt Rudolf Steiner dat Mani gezien kan worden als de nieuwe Manu, de menselijke Manu. Deze nieuwe Manu, Mani dus, is iemand die door verschillende incarnaties is gegaan, een grote individualiteit, groter nog dan Boeddha of Zarathoestra. Deze individualiteit heeft een bijzondere taak voor de verre toekomst: de taak om het kwaad om te vormen of het boze te absorberen in het goede.
Volgens Steiner was Mani in zijn vorige incarnatie de jongeling van Naïn. In het Lucas-evangelie staat dat Christus, door medelijden bewogen om de treurende moeder, de jongeling van Naïn uit de dood opwekt. Deze jongeling heeft op die wijze van Christus zelf een inwijding mogen ontvangen, die pas in de volgende incarnatie tot bloei zou kunnen komen, waarin deze individualiteit een leraar zal zijn die de idee van reïncarnatie met het christendom verbindt. Die volgende incarnatie van deze individualiteit is Mani. Dat maakt het ook begrijpelijk dat Mani de drager van de Parakleet is geweest; dat moet al eerder zijn voorbereid en in een intieme verhouding tot Christus zelf staan.
Rudolf Steiner heeft ook gezocht naar de volgende incarnatie van Mani. Dat blijkt Parcival te zijn, die als werkelijke historische persoonlijkheid in de negende eeuw leefde en zich, als ridder van de tafelronde van koning Arthur uit het westen, verbond met de graalsimpuls uit het oosten.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat Mani werd afgebeeld zoals de mensen zijn aura zagen: met een maansikkel vanuit het hart - het hart zelf wordt een graal - waarin de Christus-zon kan worden gedragen. Mani kan de vader van het christendom van de graal worden genoemd, de graal waar Parcival, de reine dwaas, die zelf tot inzicht moest komen, zo zeer naar zocht. Eén van de taken van deze stamvader van een nieuw tijdperk is het brengen van het licht der lichten, de graal, waarin de mensen elkaar kunnen vinden. In ieder mens kan de graal worden opgericht, dat vindt je ook in het manicheïsche Psalmboek, in ieder mens kan het geestelijke schouwen groeien, waardoor iedereen autonoom toegang kan krijgen tot het Licht der lichten. Zo ontstaat ook een werkelijk begrip van het eigen wezen en het wezen van de ander en daardoor kan eigenlijk pas echte gemeenschapsvorming plaatsvinden, niet door een collectieve norm van bovenaf, maar door een direct innerlijk beleven van wezensgelijkheid van binnenuit.